Categorie archief: Recensies

Literaire en theologische recensies door Hugo Louter

Recensie ‘Bericht vanuit het innerlijk’: the making of

‘Bericht uit het innerlijk’ van Paul Auster viel mij een beetje tegen. Het was een paar jaar geleden dat ik voor het laatst geschreven had voor het Nederlands Dagblad (lees die krant!), en ik had me een meeslepender terugkeer in recensentenland voorgesteld.

Lees verder

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Making of, Recensies

Geografie van een jongensleven: recensie van ‘Bericht vanuit het innerlijk’

Paul Auster (1947) houdt zijn schrijfspieren in conditie. De auteur uit Brooklyn heeft weer een boek geschreven  over zichzelf. ‘Bericht vanuit het innerlijk’ bevat autobiografische notities uit de eerste twintig jaar van zijn leven.

Bericht vanuit het innerlijk’ verschijnt twee jaar na ‘Winterlogboek’,  een verzameling notities over zijn lichaam dat in de winter van het leven  is aangekomen. Lees verder

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Grunberg verkent in ‘Onze oom’ het spanningsgebied tussen moraal en plicht

Arnon Grunbergs roman ‘Onze oom‘ begint met de zin ‘De moordenaar van Lina Siñani Huanca’s ouders kon zelf geen kinderen krijgen, daarom besloot hij Lina Siñani Huanca te adopteren’. Een prachtige voordeur die uitnodigt tot openen – bij een boek dat bij nader inzien mager gemeubileerd is. Lees verder

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Drie romans over 11 september 2001

Na zeven jaar is het duidelijk dat de gebeurtenissen op 11 september 2001 een nieuw politiek tijdperk hebben ingeluid. De erfenis van deze ene datum is immens. Maar wat is de invloed ervan op de Amerikaanse literatuur? Een verkenning van enkele boeken uit de jaren na 9/11.
Lees verder

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Op reis in het scriptorium: de schrijver opgesloten in zijn eigen hoofd

Schrijvers wandelen soms zelf hun verhalen binnen of laten personages terugkomen in meerdere romans. Maar een schrijver die in een gesloten kamer gewassen, gevoed, gekleed, seksueel bevredigd, geïrriteerd en achtervolgd wordt door de personages die hij eerder tot leven riep en op pad stuurde? Dat is uitzonderlijk, en misschien wel uniek voor een roman. In ‘Op reis in het scriptorium’, het nieuwste boek van de New-Yorkse schrijver Paul Auster, maakt de lezer kennis met een man die voor het gemak ‘meneer Blanco’ wordt genoemd. Hij is oud, gedesoriënteerd en behept met een vaag maar aanwezig schuldgevoel. Hij bevindt zich in een kamer die voorzien is van camera’s en microfoons die alles vastleggen wat hij doet en laat.

Lees verder

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

De denkende harlekijn; recensie van ‘Meesterschap’ door Harmen Wind

Clowns zijn er in soorten en maten. Iedereen kent de domme August – plaatselijk bekend als Bassie of Pipo – met zijn slobberpak, zijn rode neus en zijn domme streken. Maar ook is er de pierrot, de witte clown afkomstig uit de Commedia dell’ arte. Hij is melancholisch of zelfs kwaadaardig wanneer hij de domme clown laat struikelen als deze nog niet over zijn eigen veel te grote schoenen gestruikeld was. Overeenkomst tussen beide komieken is dat ze louter buitenkant zijn. Welke camouflage is er immers beter dan een dikke laag schmink?

Dit zal de reden geweest zijn om de omslag van de roman Meesterschap te voorzien van de arlecchino pensoso, de denkende witte clown van Pablo Picasso. Binnenkant en buitenkant, seksuele identiteit en seksuele verwarring zijn niet te missen thema’s van dit boek. De schrijver, Harmen Wind (1945), publiceerde eerder enkele dichtbundels en de roman Het verzet over de verhouding van een zoon tot zijn vader, waarmee hij de Debutantenprijs 2003 won. Het verzet werd ook in Liter 26 positief besproken en gekwalificeerd als ‘bestand tegen herlezing’. Lees verder

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Willem Jan Otten verandert minder dan hij denkt


Schrijver, dichter en essayist Willem Jan Otten (1951), die met zijn laatste roman Specht en zoon in 2005 de Libris Literatuurprijs won, heeft na zijn verzamelde gedichten nu ook zijn verzamelde toneelwerk uitgegeven. In januari jongstleden verscheen de bundel Een sneeuw en meer toneel met de vijf toneelstukken die Otten nog de moeite van het publiceren waard vond: Henry II (1978), Een sneeuw (1981), De nacht van de pauw (1996), Oude mensen (1999) en Braambos (2004). Vooral De nacht van de pauw en Braambos werden door de toneelcritici sterk in het licht van Ottens bekering tot het christelijke geloof geplaatst. Maar bestaat er wel zo’n verschil tussen Ottens vroege en latere werk? Een veel te lange blogpost over een prachtige verzamelbundel.

Een sneeuw
Een sneeuw speelt op een winterse avond tussen Kerst en oudejaar 1978. ‘Centrale zwijger’ (aanduiding van Otten) in het stuk is de jarige Panda. Hij is ongeneeslijk ziek en dat beseffen alle personen in het stuk. Desondanks heeft iedereen zich verzameld om Panda’s verjaardag te vieren. Mevrouw Quint, zijn tweede vrouw, heeft een cruisevakantie geboekt, zodat ze er nog één keer tussenuit kunnen. Het gesprek golft op en neer, zoon Frederik maakt zich al druk over de verbouwing van het huis tot dokterswoning.en er worden vergelijkingen getrokken tussen het Indische kampverleden van mevrouw Quint en het Majdanek-kampverleden van Panda.
Door de personages in Een sneeuw wordt de dood enerzijds op veilige afstand gehouden, maar anderzijds is Panda al dood. Levend dood wel te verstaan, niet voor vol aangezien, met een onbegrepen trauma uit zijn kamptijd. Er wordt feitelijk niet meer met hem gerekend, zoals dat zo vaak gaat met mensen die oud, ziek of vergeetachtig zijn.
Terwijl men zich aan de ontbijttafel de volgende ochtend druk maakt over de hardheid van de eieren, komt men erachter dat Panda de eer aan zichzelf gehouden heeft en de sneeuw is ingelopen.

Menselijk onvermogen
Niet minder komt het menselijk onvermogen aan de oppervlakte in De nacht van de pauw. In dit stuk gebruikt Willem Jan Otten het absurde gegeven dat een vader een brief in handen krijgt van zijn zoon die zeven jaar eerder zelfmoord pleegde – en deze niet openmaakt. Zoals Otten zelf zegt: het stuk bevalt van een vader. Carl, de vader, komt door dit kleine bericht van gene zijde weer oog in oog te staan met zijn ouderschap, en met de ravage die hij veroorzaakte toen hij de rebelse Tim van de ongewenstheid van dat ouderschap op de hoogte stelde.
Omdat – naar de laatste onbegrepen knoop
De première van De nacht van de pauw, in 1996, viel midden in een tijd waarin gediscussieerd werd over de autonomie van het individu. Otten kreeg kritiek op zijn pro-life standpunt en het stuk werd ‘De macht van de paus’ genoemd. Hoewel Otten benadrukt dat hij pas drie jaar nadien zou komen tot geloofsbelijdenis, is er in De nacht van de pauw al een sterk besef aanwezig dat de mens niet zijn eigen werk is. ‘Er is een omdat’, zegt hij in de dichtbundel Eindaugustuswind (1998); ‘omdat ik niet begrepen heb wat mij/naar deze onbegrepen plek heeft toegewild’.
Van dit proces deed Willem Jan Otten in 1997 al verslag in zijn Louis Paul Boonlezing in Tilburg. In deze lezing, later uitgegeven als De fuik van Pascal, beschrijft hij hoe hij zich als een paling steeds verder in de fuik van het christelijke geloof had begeven, totdat hij was uitgekomen bij ‘de laatste dikke knoop’ ervan: God, de onontwarbare. Dat bracht hem er uiteindelijk toe om zich aan te sluiten bij de amen-mensen, zoals hij gelovigen ergens noemt in navolging van de Japanse schrijver Shusaku Endo.

Een christelijk toneelstuk
Sinds zijn ‘Jezusschok’ is het werk van Willem Jan Otten gaandeweg meer zijn christelijke levensovertuiging gaan weerspiegelen. Het aan de orde stellen van het thema ‘vergeving’ in zijn laatste toneelstuk Braambos is daarvan een helder voorbeeld. Otten stelt zijn personage Lena voor de keus: óf de dader van een gruwelijke misdaad vergeven, óf ten onder gaan. Maar de vraag geldt ook Bruce, de dader van de gruwelijke daad: wat brengt hem ertoe dat hij nog bij leven vergeven wil worden?
Otten noemt Braambos zijn eerste christelijke toneelstuk en beschouwt het als het begin van een nieuwe periode. Zelf benadrukt hij nogal eens dat er een beslissende kloof ligt tussen de tijd ‘voor de sprong’ en de na-sprongse periode. Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat voor Otten de wereld na zijn geloofsbelijdenis en doop met pasen 1999 in een geheel ander licht kwam te staan. Maar van een breuk in het oeuvre van Willem Jan Otten is volgens mij geen sprake. Wie naast zijn toneelstukken ook zijn gedichten en romans leest, ziet veel vormen maar ook gedachtegangen gelijk blijven. ‘Ik zoek het hier, in af-/gemeten regels, pegels tekst/ter grootte van een oogopslag’ schreef hij in 1980. En nog in 2002, in zijn zomerdagboek De bedoeling van verbeelding : ‘terwijl ik schrijf, word ik aan het licht gebracht’. In zijn latere werk geldt dat uiteraard ook voor God: verbeelding is bedoeld om Hem te kennen.

Tussenstations
De reis van het vroege naar het late werk is er één met tussenstations. Allemaal zijn die te vinden in Een sneeuw en meer toneel: van de jonge dichter die roept ‘Minder armslag nog dan kwallen/draai ik om mezelf. Geen vallend/tij dat mij op zand laat rusten,/geen storm drijft mij meer naar de kust.’ tot de gelovige dichter die in zijn ‘Palingcredo’ bedenkt ‘de laatste kamer zal de wijdste zijn/wijder dan het hele meer waar hij in hangt’. Dat geeft deze verzamelbundel een grote waarde.

Een sneeuw en meer toneel; verzamelde toneelwerken
Willem Jan Otten
Uitg. Van Oorschot, Amsterdam, 2006. 424 blz., €29

(recensie verschenen op 7 juli in het Nederlands Dagblad)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Rob van Essen: vergeefse vaderzoektocht

Het genre van de dagboeken is een vreemde eend in de literaire bijt. Vaak is een dagboek geen literatuur, en vaak is een literair dagboek geen echt dagboek meer vanwege de vele ingrepen achteraf. Om maar te zwijgen van de problemen waarin een dagboekschrijver komt omdat hij zijn toekomstige lezers niet kan of wil wegdenken.  Desondanks blijven we van tijd tot tijd voorzien worden van literaire dagboeken, soms actueel, soms van decennia of eeuwen terug.

Sinds ik kennismaakte met het Geheim dagboek van Hans Warren lees ik vaak en graag dagboeken. De Journaals van Julien Green, Van de hand in de tand van Paul Auster (hoewel strikt genomen geen dagboek maar een levensverhaal), de dagboeken van K.H. Miskotte die opgenomen zijn in zijn Verzameld Werk. Ook het ‘zomerdagboek’ van Willem Jan Otten uit 2002, getiteld De bedoeling van verbeelding, vind ik de moeite waard. Hoewel ik zijn gedachten, bijvoorbeeld over Czeslaw Milosz, lang niet altijd kan volgen vanwege het particuliere karakter ervan.

Maar waarom kun je zo geboeid zijn door het eb en vloed van iemands dagelijkse notities? Is het dezelfde vorm van nieuwsgierigheid die de tv-kijkers massaal deed kijken naar Geer en Goor? Het dagboek als real life soap avant la lettre? Ongetwijfeld zit er een element van voyeurisme in deze fascinatie. Tegelijkertijd ben ik zo vrij om te denken dat dit een hogere vorm van vermaak is dan Joling en Gordon over de vloer. Want een goede dagboekschrijver verstaat de kunst om  iets alledaags op te schrijven op een manier die het onvergetelijk maakt.

Dagboek over zoon en vader

Voor me ligt Het jaar waarin mijn vader stierf van Rob van Essen (1963), een dagboek dat in deze opzet zeker is geslaagd. Het tijdskader is losjes: alleen de maanden januari tot december zijn vermeld. Dit gaat echter niet ten koste van het gevoel van chronologie. In stukjes variërend van een enkele regel tot anderhalve bladzijde maakt Van Essen de lezer deelgenoot van het jaar dat zijn vaders laatste zou zijn. Daarnaast leren we Rob van Essen kennen als een verlegen persoon, niet buitengewoon succesvol als schrijver, afhankelijk van Prozac, die regelmatig fietstochtjes maakt vanuit Amsterdam naar Ouderkerk a/d Amstel en die de zomer nolens volens doorbrengt in een inderhaast geregelde caravan op een Brabantse ‘kunstcamping’. Als writer in resicence, noteert hij met enige zelfspot. Ook dit medium heeft zich een plaats verworven in het dagboek, als de schrijver verslag doet van een telefoontje van een Liter-redactrice met een verzoek om een stuk te schrijven over de uitvoering van het toneelstuk ‘Waanzee’ naar de roman van Robert Haasnoot.

Toch zijn het de terugkerende berichten over de aftakeling van zijn vader die het boek voorzien van een duidelijk chronologisch verloop. Nadat de vader half oktober overleden is, volgen nog de maanden november en december. Die bungelen er een beetje bij. Dat kan het snuffelen van de schrijver in het archief van zijn vader niet maskeren.

Kwade dagen

Rob van Essen veroorzaakte met zijn eerdere roman Kwade dagen (2002) enige deining in christelijke kring. Wéér een romancier die afstand genomen heeft van zijn bevindelijk-gereformeerde opvoeding, maar niet genoeg om nog eens flink uit te halen? Zo was het niet bedoeld, bezwoer Van Essen in een interview met Tjerk de Reus, dat in 2002 verscheen in het Reformatorisch Dagblad. De christelijke opvoeding was slechts gebruikt als décor voor het boek en rancuneus wilde hij zeker niet zijn.

In hetzelfde interview wordt ook G. van Essen, de vader van Rob van Essen aan het woord gelaten. Deze Van Essen senior publiceerde diverse boeken, waarvan Het hol op de hei  wel het bekendste is. Gevraagd naar een oordeel over het boek van zijn zoon antwoordt hij dat hij zich wel in thema’s herkent, maar dat hij zich vooral stoort aan de seksuele handelingen die in het boek voorkomen.

Een flat character

In Het jaar waarin mijn vader stierf blijkt hoezeer Rob van Essen geraakt was door dit oordeel van zijn vader. Het hele dagboek ademt een oprechte behoefte om erachter te komen wie deze in de gereformeerde wereld gerespecteerde schrijver nu echt was. Daar komt de schrijver niet achter. Althans, hij ziet zijn beeld bevestigd dat zijn vader een flat character was zoals de personages in Het hol op de hei. Er is daarnaast meer onbegrip over de merkwaardige levensgang van deze G. van Essen, die opgroeide in de gereformeerde gemeente in Leiden, maar ook een uitstapje van enkele jaren naar de socialisten maakte om uiteindelijk weer bij de kerk terug te keren. Ook het regelmatige verhuizen van de familie blijft voor zoon Rob een onopgehelderd raadsel.

Ontroerende zorg

Geplaatst naast dit onbegrip en de kloof tussen de werelden van Rob en zijn ouders is zijn grote trouw en de zorg die hij aan zijn vader besteedt ontroerend. Het grafische karakter van de bespiegelingen van de schrijver over de toiletgang van zijn vader doen weliswaar onaangenaam aan, maar zijn tegelijk een poging van de schrijver om in zichzelf te peilen hoe hij werkelijk denkt over de aftakeling van zijn vader.

Met dit dagboek doet Rob van Essen verslag van de laatste fase van zoektocht die iedere zoon naar zijn vader onderneemt. Daarmee verschaft hij zich wèl de karakterdiepte die hij bij zijn vader niet bespeuren kon. Niet voor zijn kinderen, want die had hij niet bij het schrijven van dit dagboek. Wel stelt hij op een zeker moment met spijt vast dat hij veertig jaar is, ongehuwd en kinderloos. Of het blijven hangen in de zoon-rol een indirect verwijt aan zijn vader is, komt de lezer niet te weten.

Verschenen in Liter najaar 2006

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies

Een kardinaal met syfilis

Werklui vonden in 1999 tijdens stutwerkzaamheden aan verschillende huizen op het eiland La Giudecca in Venetië een metalen doos die tussen de fundering zat geklemd en bedekt was met een dikke laag roest. De doos bleek honderden vellen papier in het Latijn, Grieks en Hebreeuws te bevatten die waarschijnlijk hebben toebehoord aan kardinaal Girolamo Aleandro, geboren in 1480 in Motta di Livenza in de Friuli en overleden in Rome op 1 februari 1542. Zijn graf is nog te bezichtigen in de Cathedrale di San Nicoló in Motta di Livenza.

Het leven van deze Girolamo Aleandro vormde voor Yvon Toussaint, oud-hoofdredacteur van het Franstalige Belgische dagblad Le Soir de inspiratie om de historische roman Het manuscript van Giudecca te schrijven. De lezer kijkt mee over de schouder van Girolamo Aleandro wanneer deze in zijn laatste dagen zijn levensverhaal schrijft. Aan bod komen zijn ontmoetingen met Erasmus, zijn belevenissen als diplomaat van de paus, zijn reizen naar Luik en Parijs, naar Worms waar hij met Maarten Luther debatteert, zijn benoeming als bisschop en uiteindelijk als kardinaal.

Het manuscript van La Giudecca biedt een zeer nauwkeurig gedocumenteerd tijdsbeeld van het eind van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw, een periode die voor de geschiedenis van West-Europa van enorm belang is geweest. De syfilis van Girolamo Aleandro, de enorme onderkaak van Keizer Karel V, de onbehouwenheid van Maarten Luther en de homoseksuele neigingen van Erasmus doen daar niets aan af. Integendeel.

n.a.v. Het manuscript van Giudecca
Yvon Toussaint (vertaald door Anneke Alderlieste)
Uitg. Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2005, 316 blz., € 24,95

2 reacties

Opgeslagen onder Recensies

Onrustbarend verhaal over een knettergekke dokter

Een ontslagen celbioloog keert terug in zijn Belgische geboortedorp Wolfsheim, tussen Aken en Vaals. In het dorpscafé gaat deze Victor Hoppe met zijn merkwaardige rode haar en slecht gerepareerde hazenlip met graagte over de tong. Ook over zijn kinderen, de drieling Michaël, Gabriël en Rafaël, wordt er gefluisterd. Monsters zouden het zijn. Drie identieke monstertjes met een gespleten schedel. Maar gaandeweg verdwijnt het aanvankelijke wantrouwen. Victor Hoppe blijkt knettergek te zijn, maar hoe zit het eigenlijk met de dorpsbewoners? Een recensie van De engelenmaker.

De Vlaamse schrijver Stefan Brijs (1969), die eerder essays, non-fictie en diverse romans schreef, kwam onlangs met de roman De engelenmaker. In dit boek cirkelen twee verhaallijnen om elkaar heen: jeugd en opvoeding van Victor Hoppe en zijn pogingen een mens te klonen. Het verband tussen deze twee lijnen wordt al snel duidelijk: een diepe teleurstelling in zijn vader en de autoriteit van de kerk doen Victor ertoe besluiten dat hij God de loef wil afsteken. Daarin lijkt hij te slagen, want hij kloont eerst muizen en produceert vervolgens uit zijn eigen zaad een identieke drieling, als bewijs getooid met een identieke hazenlip. Al snel blijkt dat de jongens niet lang te leven hebben: door een genetisch defect verouderen zij razendsnel.

Horrorscenario
De ontknoping van De engelenmaker, die zich in één dag voltrekt, is een waar horrorscenario dat de levens eist van bijna alle hoofdpersonen. De drieling ontkomt niet aan het lot waartoe hij genetisch was voorbestemd. Rex Cremer ziet in welke wandaden Victor Hoppe met zijn hulp heeft kunnen aanrichten, overweegt zelfmoord maar komt om het leven bij een verkeersongeluk. Victor Hoppe zelf wordt verwond aan zijn zijde door de vrouw die zijn zoons gebaard had en die tot haar ontzetting vaststelde dat Hoppe zijn zoons eerst verwaarloosde en na hun dood op sterk water zette. De vrouw betaalt haar ontdekking met haar leven. Dan richt Victor Hoppe zich nog één keer op een dramatische manier tot de God die hij niet het nakijken had kunnen geven: hij hangt zichzelf op aan het kruis bij de zusters clarissen van La Chapelle waar hij door zijn vader decennia eerder was gedropt. Daar wordt hij aangetroffen door de dorpelingen, de pastoor voorop, die de jaarlijkse processie lopen.

Een verbijsterend gebrek aan moraal
Stefan Brijs heeft een schokkend verhaal geschreven. Toch ligt de schok niet in de vermeende blasfemie aan het eind van het boek. Door het hele boek heen blijft Victor Hoppe zich tamelijk voorspelbaar gedragen. De lezer ziet zijn ondergang al hoofdstukken lang aankomen. Ook aan het op zichzelf onaangename idee van klonen zijn we langzamerhand wel gewend. Het meest nog ben ik verbijsterd door het vertrouwen dat Victor Hoppe ontvangt van de dorpsgemeenschap die geen nattigheid voelde of wilde voelen. Ook zijn collega Cremer speelt een twijfelachtige rol. De enige die er een moraal op na lijkt te houden is de huishoudster Charlotte Maenhout, die dat met haar leven moet bekopen.

Geloof en wetenschap
De engelenmaker toont aan dat vragen van de wetenschap soms te groot kunnen zijn om door één mens te kunnen worden beantwoord. Wantrouwen is gerechtvaardigd wanneer een medicus zijn patiënt vraagt om vertrouwen ‘omdat hij ervoor heeft doorgeleerd’. Haarscherp is de observatie dat de wetenschap niet waardevrij is en dat ook in de medische wereld persoonlijke sores als schimmels de professionele bezigheden aantasten: wetenschap en levensbeschouwing zijn geen gescheiden werelden.

n.a.v. Stefan Brijs, De engelenmaker, Uitg. Atlas, Amsterdam, 2005, 429 blz., € 19,90

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Recensies